37
Ze heeft de terrasdeur gesloten en de voordeur op het nachtslot gedaan. Alle gordijnen zijn dicht, er brandt alleen nog een schemerlamp. De stilte is totaal veranderd. Ze wil het liefst naar bed, maar ze durft niet naar boven te gaan. Ze wil in de gaten kunnen houden wat er beneden gebeurt. Haar ogen branden, ze gaapt voortdurend. Ze schrikt van elk geluid dat ze zelf veroorzaakt.
Zondagavond om halftien gaat ze de stem ontmoeten.
Na de eerste verlammende schrik herstelde ze zich snel en werd ze rustig. In gedachten repeteerde ze steeds dezelfde zin. Ik laat me niet gek maken door een spook. Dat hielp.
Hij stelde vragen en het leek wel een kruisverhoor. Het waren vooral vragen die jaren te laat kwamen. Ze gingen over haar bereidheid om de getuige van Wouter te zijn toen hij trouwde. De stem wist alles van die gebeurtenis. ‘Ik belde je midden in de nacht om te vertellen over Cocky,’ zei hij.
Irma was op haar hoede. ‘Je belt nu ook midden in de nacht, dus wat is daar zo bijzonder aan?’
‘Je was toen niet erg onder de indruk van mijn boodschap.’
Die opmerking dreigde haar te raken, maar dat besefte ze op tijd. ‘Heb je opeens behoefte aan een evaluatie?’
‘Niet zo bits doen, Reentje. Zo deed je toen ook niet. Je was altijd lief en meegaand. Je bood zelfs aan om mijn getuige te zijn.’
‘Dat was toen. Het is al veertien jaar geleden.’
‘Voor mij is het nog heel belangrijk. Ik heb behoefte aan herinneringen en aan een verklaring.’
‘Een verklaring waarvoor?’ Ze had direct spijt van de vraag.
‘Voor de reden dat je me zo gemakkelijk losliet.’
Irma weet niet meer precies wat ze hierop geantwoord heeft. Ze weet wel dat de zin haar ongekend hard raakte. Ze werd een paar seconden teruggeplaatst in de tijd. Het was weer nacht en ze hoorde de stem die zo vertrouwd was opgewekt aankondigen dat hij de vrouw had ontmoet met wie hij wilde trouwen. Ze voelde de schrik en herinnerde zich pijnlijk scherp haar besluit om te denken dat ze het had gedroomd. En het leek alsof ze op dat moment pas de volle omvang van wat hij met haar had gedaan begreep. Alsof ze toen pas besefte hoe hard hij was geweest, hoe grof hij zich had opgesteld.
En hoe stompzinnig ze zelf had gereageerd.
Ergens nam het gesprek een andere wending. Irma besloot zijn spel nog even mee te spelen. ‘Je bent blijkbaar weer terug en nu schijn je opeens te beseffen dat ik ook nog besta. Laat me met rust en richt je op je vrouw en je kind. Of ben je daar niet welkom meer?’ Ze vond haar eigen woorden verbazingwekkend.
‘Cocky heeft een nieuwe partner, die zit dus niet op mij te wachten. En mijn kind heeft geen herinneringen aan mij, dat wordt dus nooit meer de band die ik met hem had willen hebben. Je hebt alles verwoest, Reentje.’
‘Wat wil je eigenlijk? Waarom bel je me? Waarom overviel je me? Durf je me niet gewoon in de ogen te kijken? Dat zou wel passen bij het laffe gedrag dat je eerder vertoonde.’ Ze had direct spijt van deze zin, maar hij was er al uit.
‘Ik durf jou best in de ogen te kijken, Reentje. De vraag is eerder: durf jij dat ook met mij? Ben je werkelijk zo onverschrokken of doe je maar zo? Heb jij eigenlijk wel een geweten?’
‘Ik moet aanstaande zondagavond tot negen uur werken. Om halftien kan ik in Het Roer Om zijn. Dat is in dezelfde straat als het Grand Café.’
‘Ik weet waar Het Roer Om is, daar hebben wij samen wel eens wat gedronken.’
Ze liet de opmerking langs zich heen glijden. ‘Zondagavond halftien en dat is dan direct de laatste keer dat ik je wil zien. Als je me daarna lastig blijft vallen, stap ik naar de politie en doe ik aangifte van stalking.’
‘Jij doet geen aangifte, Reentje. Jij bent veel te bang dat je de aandacht dan op jouw aandeel van mijn verdwijning vestigt.’
Na die woorden verbrak ze de verbinding.
Ze zit met opgetrokken knieën in een hoek van de bank en slaat haar armen om haar onderbenen. Ze zou willen slapen, maar de angst voor wat er kan gebeuren als ze niet oplet, weerhoudt haar daarvan. Ze probeert helder te denken. Wat zou er dan kunnen gebeuren? Alle deuren zijn op slot, de veiligheidssloten maken het onmogelijk hier binnen te dringen. Het huis is een stevige burcht, een onneembare vesting. En de telefoon ligt binnen handbereik.
Toch is ze bang. Ze is zich bewust van een misselijkmakende angst die verder reikt dan de gedachte aan de mogelijkheid van een indringer. De angst zit dieper, gaat verder, heeft een andere oorzaak.
Er blijft maar een vraag door haar hoofd vliegen.